Opgesloten in het donker

Gepubliceerd op 23 december 2024 om 17:22

De laatste dagen van december zijn aangebroken. Een bijzondere periode, waarin de energie verandert. En als je goed luistert naar de stilte, de tijd stil lijkt te staan. In tegenstelling tot de commerciële drukte die rond de kerstdagen wordt opgedrongen, is dit een tijd van rust en naar binnen keren. De vroege avonden nodigen uit tot knus binnen zijn bij kaarslicht. Ik kan erg genieten van alleen zijn, muziek luisteren, creatief bezig zijn, lezen… En tegelijk is dit een confronterende periode voor mij. Meer tijd doorbrengen in een woning die niet als thuis voelt, midden in een vrij anoniem, druk deel van de stad, waar ik verlang naar dichtbij de natuur staan en warm contact met mijn omgeving. Extra herinnerd worden aan het gemis van een liefdevolle familie als basis, en het verlangen naar community die echt bij me past.

De winter is een periode om stil te staan bij wat is. Alles van het afgelopen jaar laten bezinken, wat wil je meenemen en wat is klaar om te gaan? Aan de oppervlakte lijkt weinig te gebeuren, terwijl in de onderliggende lagen essentiële voorbereidingen plaatsvinden voor volgende stappen. Het leven is nooit alleen maar ‘gaan en aan staan’.

Hoe meer ik thuiskom in mezelf, hoe meer ik geloof dat ik mijn plek zal vinden. Langzaam beweeg ik me toe naar de juiste omgevingen, waarin ik me niet hoef te vervreemden, maar thuis mag komen zonder steeds “anders” te zijn.

Terugblikkend op een jaar geleden, toen “mijn winter” een diepe depressie was, werd ik gister bezocht door vertrouwde moedeloosheid. En dat is oké. Want ik weet nu dat ik je niet hoef weg te stoppen en je nooit volledig weg zult gaan. Je bent er immers al zo lang. Ik verwelkomde je als een vriend op bezoek, vertrouwende dat je niet eindeloos blijft hangen, en ik schreef je op. Nam je mee in mijn verhalen, liet je doorlopen op papier. En vandaag deel ik je met de wereld, in een van de stukken die we gisteren samen schreven.

Opgesloten in het donker

 

     Ik weet niet waar ik heen moet, wil of ga. Het liefst wil ik wegrennen, heel hard, totdat mijn benen het begeven en ik op de grond val. Neerval, ten aarde stort. Hopend op een zachte landing, mosbed, bladerdek, luchtlaagisolatie, beschermend tegen de ergste kou en de rustgevende geur van aarde in mijn neus. Opsnuivend, terwijl de kou in mijn neus prikt, mijn longen met kleine speldenprikjes verrast wanneer ze verder uitzetten, omdat ik grote teugen, in en uit, hortend, stotend, snik. Nat op mijn wangen, druppelend van het puntje van mijn neus, op de grond. Mag ik hier even schuilen, leunen op jou, Moeder? Draag je mij en mag ik zijn, zonder dat ik bang hoef te zijn, niet langer hoef te vluchten. Kun je me vasthouden, houden, een hier laten voelen, hier hoor ik bij?

     De wereld, zo groot, maar ik ervaar je niet. Ik heb aardig wat landen gezien, maanden gereisd, culturen ontdekt, landschappen in mijn ziel opgenomen. Alles lijkt nu zo ver weg. Ik zit hier in een huis dat niet van mij is op een plek die amper leeft. Naar buiten kijkend: strookje lucht met ’s avonds abnormale kleuren, niets dan baksteen om me heen. Gevangen in de drukte van onnatuurlijke geluiden, alarmen, glasbaklegendevrachtwagens, achteruitrijalarmen, galmen tussen hoge gebouwen, zelfs de wind dwaalt om een uitweg te vinden. Het voelt krap hier. Ik verlang naar leegte.

     Waar zijn de vogels die me ’s ochtends wekten, duiven die me odes brachten vanaf het dak en merels die me aanmoedigden de schemer te bewonderen. Het zonlicht dat mijn raam pas laat bereikt, want er staat zoveel in de weg, en me dan na te kort weer verlaat. De dag lijkt geëindigd terwijl het pas 3 uur ’s middags is, in deze wereld binnen een wereld. En ik voel alleen: ik hoor hier niet. Jammerend, zwak, geknield op de vloer met gezicht geheven, vragend waarom? En soms roerend, bulderend, razende schreeuw, NIET MEER!

     Ik ben op zoek, terwijl ik voel dat me niets staat te doen dan wachten, totdat het vervolg zich stap voor stap ontvouwt. Ik mis wijde vlakten en dichte bossen om me heen, wilde planten, dieren en water wat niet perfect gekaderd, gemeanderd, geplant, aangelegd, in rijtjes geplaatst, met tags in beide oren en ringetjes om meerdere poten. Laat me met rust, laat me zijn, laat mij mijn eigen weg maar vinden. Samen met het leven, we weven adem en lucht in één, dansend in de zonnestralen, hartverwarmend delen we geluiden van dag en nacht. Nooit meer op weg, want we zijn al thuis.

     Mijn geduld voelt op de proef gesteld, waar mijn hart te weinig zuurstof krijgt, aan de zijlijn toekijkend naar totale gekte, waanzin, krankzinnigheid. Telefoonstarend, langselkaarafpratend, constantconsumerendleegtevullend, zielloosafleidingzoekend, verdovendemiddelengeïnduceerdeillusiesvancontact. Ik ben het beu. Nee, dit mag niet bij mij horen.

     Waar ik ga, stevig met mijn voeten in de aarde, fluister ik met de wind. Geef ik mijn stem aan woorden en klanken, spreuken en zang. Met zorg tasten mijn vingers de mossige bast van de beuk, leun ik stevig tegen de stam, terwijl ik me verwonder over hoe ver en diep de wortels reiken. Zachtjes ruisen van de bladeren, steken de takken af tegen de helder blauwe lucht. Wolken drijven voorbij, gelaagd, gevormd, zacht en wit, soms als geschilderd door de zonsondergang. Kraaien vliegen massaal over, verward met een voorbode voor onheil, moedigen ze me juist aan. In de natuur voel ik me gezien, maar hoe zit het met de mens?

     We spreken niet dezelfde taal, want ik ben niet waar “anderen” lijken te zijn. Onbegrepen, buitengesloten, anders, vervreemd. We zijn allemaal anders, ieder uniek. Niemand ervaart precies wat jij ervaart, daarin zul je altijd alleen zijn. Nu mijn zoektocht is gestopt naar die wederhelft, mij heel makend, zaligmakend, niet alleen achterlatend, samen tegen de wereld, twee handen op één buik. Helend, herstellend, de illusie van een project zijn om aan te werken, diepergaand, retreat hier en teacher daar. Vind ik de wijsheid in mijzelf en de wegwijzers natuurlijk om me heen.

     Existentiële eenzaamheid, accepteren wie je bent en dat het leven nou eenmaal onzeker is. Niets menselijks me vreemd, behalve de vervreemding van onze natuur. Deze aangevangen winter vraagt tot naar binnen keren, terugtrekken. Dus ik zit hier alleen, in mijn huis dat geen thuis is. In het donker bij kaarslicht, starend naar de sterren, die weten wat ik bedoel. Opgesloten in het donker, confronterend en tegelijk troostend. Hoop ligt besloten in het zaadje dat gepland is onder de warme deken van de aarde. En ik luister naar de stilte.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb